Grootsheid
Grootsheid

Das Erhabene

Ik wilde naar het Maracanã. Ik wilde naar het Maracanã. Ik wilde naar het Maracanã. Ik was zeven of acht of negen, dat weet ik niet meer zo goed, maar dat deed er niet toe. Ik wilde mee naar het Maracanã.

Dat mocht absoluut niet. Van mijn moeder niet, van mijn oma niet, van mijn andere oma ook niet en van duizenden andere aanhangers van het standpunt dat het Maracanã geen plek was voor een klein meisje ook niet. Het was te gevaarlijk. Het was krankzinnig om zoiets überhaupt te overwegen.

Toch wilde ik nog steeds per se naar het Maracanã.
Omdat de aanhouder wint, besloot mijn vader op een zondag voor mijn zaak te pleiten. Het was geen belangrijke wedstrijd, hij zou met mijn oom gaan, ze zouden ver van de heftige supporters zitten, ze zouden extreem voorzichtig zijn.
Toen sprak mijn moeder een verlossend “ja” uit.

Ja?!?!?!?!?
De kracht van mijn drammerigheid had ik onderschat, maar deze voorzet ging ik zeker inkoppen. Ik ging naar het Maracanã!!!!!!!!!

Tegen alle verwachtingen in, zorgde deze verrassing niet voor een uitbarsting, maar voor een implosie. Zo gespannen had ik me nog nooit gevoeld. Het Maracanã had een enorme aantrekkingskracht op mij, het was overweldigend, maar ook angstaanjagend. Levensgevaarlijk.

Ik was bang.
Zodra we uit de auto stapten, pakte ik de hand van mijn vader en die van mijn oom stevig vast en liet ze niet meer los.

De ingang van het stadion was een reuze magneet. Massa’s mannen liepen opgefokt om ons heen.
Eenmaal binnen kwamen we een zwaarbewapend politiecordon tegen, dat met metaaldetectoren iedereen controleerde.
Mijn moeder en mijn oma’s waren vergeten te vertellen dat een klein meisje zoveel last van haar zenuwen kon krijgen.

Maar het ergste moest nog komen. De tunnels die naar de tribunes leidden. Die zorgden voor een ongelofelijke vernauwing, niet op zijn minst in mijn ademhaling. De hele massa werd in elkaar gepropt en ik werd helemaal geperst tussen mijn vader en mijn oom, terwijl ik hun handen tegen mijn borst drukte. Om mij definitief in het nauw te drijven gingen de mannen provocerende leuzen scanderen.
De hel. De hel. Het finale rampscenario tekende zich af.

Maar het licht aan het einde van de tunnel kwam tevoorschijn en daarmee de tribunes en het veld. De tribunes en het veld! Onvoorstelbaar groot. Imposant. Majestueus. Machtig. Ik kwam woorden en adem tekort.
Mijn hart ging bonzen op de beat van de trommen waar een stuk of honderd man krachtig op sloeg. Ze kondigden de strijd aan en gaven mij het gevoel een reusachtige snelkookpan te betreden.
Onder zwaaiende vlaggen groter dan lakens voor kingsize bedden zochten wij een plekje om te zitten.

De wedstrijd boeide me niet zo. Het was veel minder goed te zien dan op televisie. Mijn ogen, mijn oren, mijn alles richtte zich op het spektakel op de tribunes. Schreeuwen en schelden. Trommen en scanderen. Het drama bij een verloren doelpunt. De explosie bij het scoren. Vijftigduizend supporters ter aanmoediging van hun club samen horen zingen. En daarna de andere vijftigduizend. Onvoorstelbaar. Absoluut kippenvel.

Het was onvergetelijk. Allesovertreffend. De verlammende angst meer dan waard. Een levensles.
Moed is de voorwaarde om een plek te veroveren in het pantheon van het sublieme.


Nadat de kogel door de kerk was, ging ik vaak naar het stadion. Ik kon er niet genoeg van krijgen.

De beslissende wedstrijden waren helemaal krankzinnig. Tonnen vuurwerk werden afgestoken. Zóveel dat we door de rook de eerste minuten van de wedstrijd moesten missen. Om maar over het oorverdovende kabaal te zwijgen.
Maar vooral het zingen zou me blijven verwonderen. Zo krachtig, zo allesomvattend. Kippenvel. Kippenvel. Kippenvel.

In het hart van Rio de Janeiro, midden in de kolossale snelkookpan die Maracanã heet, zou één vraag me iedere keer weer diep bezighouden: waarom zie ik deze waanzinnige kracht alleen naar voren komen bij zoiets onbenulligs als voetbal?


Een tijdje geleden ontdekte ik dat “het sublieme” ook een filosofische betekenis heeft, vaak aangeduid met de Duitse term “Das Erhabene”. In het dagelijks taalgebruik staat het voor schoonheid, perfectie. In deze filosofische betekenis (van Kant) verwijst het naar wat overweldigend is, niet te bevatten en in staat de sterkste emoties op te wekken die de geest kan ondergaan. Ik zou zeggen: laat het maar komen!